We vroegen Tamara Warmelink-Galema Oncologieysiotherapeut en projectleider Prehabilitatie in het Isala ziekenhuis in Zwolle waarom zij zijn gaan prehabiliteren en wat de eerste ervaringen zijn. Je leest het interview hieronder.
Wat was jullie belangrijkste aanleiding om te starten met prehabilitatie?
“Eigenlijk zijn er diverse specialisten binnen Isala die al langere tijd willen starten met prehabilitatie. Maar er zijn natuurlijk barrières voordat je echt aan de slag kunt gaan. Zelf, als oncologiefysiotherapeut, sta ik sinds 2017 aan deur te rammelen. We hebben met het Isala Zwolle eerder meegedaan aan onder meer een implementatiestudie en bij het beweegcentrum Isala staat het ook al langer op de agenda. Maar toen kwam corona. Begin dit jaar zeiden we daarom tegen elkaar; we gaan gewoon aan de slag. Daarna volgde een pitch aan de raad van bestuur en kregen wij groen licht. Dat was een belangrijke stap, want anders komt het gewoon niet van de grond. Via een van mijn collega’s kwamen we bij de stichting Fit4Surgery terecht voor het opzetten van prehabilitatie bij colorectaal chirurgie.
Hoeveel patiënten betreft het in Isala?
“Als we alleen kijken naar colorectaal carcinoom zijn dat er 200-250 per jaar.”
Hoe bereiden jullie je voor op de start?
“We richten ons nu op darmkanker, maar er ligt hier al een groter plan klaar om prehabilitatie verder uit te breiden. Voor nu hebben we een werkgroep samengesteld met alle specialismen die nodig, inclusief de afgevaardigden uit het managementteam waarin we kijken naar hoe loopt de zorg nu en hoe moet het gaan? Wat moet er aangepast worden om volgens de standaard prehabilitatie te werk te gaan? Wat moet er bijvoorbeeld extra bij vragenlijsten en planning om zaken goed op elkaar af te stemmen. Verder zijn we bezig om het eerstelijnsnetwerk te benaderen.”
Welke verwachtingen hebben jullie?
“Ik denk dat er op het proces vast nog wel bugs omhoogkomen die opgelost moeten. De eerste weken worden vast een beetje hectisch. Op inhoud verwacht ik meer tevreden patiënten, omdat mensen zelf ook iets kunnen doen. Het gevoel van controle hebben is heel belangrijk. Dat hebben we nu niet goed in beeld. We geven natuurlijk altijd duidelijke adviezen voorafgaand aan de operatie; ga gezonder leven, ga meer wandelen en vooral stop met roken. Maar als je mensen gerichter advies kunt geven zie je hoe tevreden en hoe blij mensen zijn dat ze zelf echt iets kunnen doen. Bij een eerdere implementatiestudie bij slokdarmkanker kregen patienten eerst chemo en bestraling en in herstelperiode werd getraind. Je kon daarin zien dat op kracht en conditie ze weer op het niveau van voor chemo en bestraling zaten en op kracht vaak ook beter dan voor die tijd. Patienten zijn daar heel tevreden over. Vinden ze het zelf haalbaar om te trainen? Ja. En ze raden het anderen ook aan.”
Het doel is om van prehabilitatie basiszorg te maken en landelijk te implementeren, hoe kijk je daar tegenaan?
“Ik sta er heel positief tegenover. Ik heb zelf in samenwerking met een sportarts en ons managementteam een projectplan geschreven om in de komende 1,5 jaar vijf prehabilitatieprojecten te starten naast darmkanker. Van orthopedie tot vaatchirurgie. Ik denk dat als we dat realiseren we een mooi format hebben ontwikkeld waar andere ziekenhuizen die nog moeten beginnen hun voordeel mee kunnen doen. Ik hoop echt heel erg dat het standaard zorg gaat worden. Je moet natuurlijk goed onderzoek doen naar prehabilitatie en bepalen voor wie het wel werkt en voor wie niet, daar geloof ik wel in.
Dat het nu vastloopt op hele praktische dingen is een gemiste kans. Bijvoorbeeld dat de fysiotherapie niet vergoed wordt voor de patient is een grote barrière. Een rekening voor een training bij de fysio van €300,-; veel patienten kunnen dat niet dragen. Dat zijn vaak precies de mensen die er het meeste baat bij hebben. Voor zorgverleners is dat ook echt een drempel. Die zeggen dan “deze patiënt kan niet gezien worden want dan moet die het zelf betalen”. Deze beperking in de financiering houdt ook tegen dat prehabilitatie op grote schaal ingezet kan worden. Hierdoor blijft het weer lastig meer data te vergaren. Dat moet anders, maar hoe? Daar heb ik het antwoord ook niet direct op. Ik denk dat het belangrijk is dat we gaan zoeken naar een creatieve oplossing en wel starten, dan dat we gaan zitten kijken naar de barrières. Ik ben blij dat wij die kans nu hebben gecreëerd.”